"Rembrandt en het Mauritshuis" (bron: tekst uit tentoonstellingsgids, afbeeldingen website Mauritshuis)
externe links:
- Museum Bredius
Wikipedia:
- Backer
- Bredius
- Dou
- Fabritius
- Gelder, De
- Lastman
- Maes
- Rembrandt
Wilde je in de 18de eeuw een beetje meetellen dan legde je een kunstverzameling aan. Dus dat is wat stadhouders Willem IV en V deden. Stadhouder Willem IV van Oranje (1711-1751) kocht bijvoorbeeld De stier van Potter en Rembrandts Loflied van Simeon. Zijn zoon en opvolger Willem V (1748-1806) breidde de stadhouderkijke verzameling op serieuze wijze uit. Zijn belangrijkste slag sloeg de stadhouder als 19 jarige toen hij in een klap de verzameling van Govert van Slingelandt kocht. Daarin bevonden zich meerdere schilderijen van Rembrandt.
De 17de eeuwse stadhouder Frederik Hendrik en zijn vrouw Amalia van Solms kochten overigens ook al schilderijen van Rembrandt. Maar die maakten in de 18de eeuw geen deel meer uit van de Oranje-collectie.

In 1815 werd Willem I de eerste koning van het Koninkrijk der Nederlanden. Hij was de zoon van de laatste stadhouder van de Republiek en erfde diens kunstverzamelingen. Een deel van de schilderijen bracht de koning onder in het Koninklijk Kabinet van Schilderijen in Den Haag. Sinds 1822 is dat gevestigd in het Mauritshuis.
Willem I deed een groot deel van de stadhouderlijke verzamelingen over aan de Staat. Zo legde hij de basis voor de collecties van bijvoorbeeld het Rijksmuseum voor Oudheden in Leiden en de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. De koning had een speciale voorkeur voor het Mauritshuis - hij had een dikke vinger in de pap bij een aantal belangrijke aankopen voor het museum, zoals De anatomische les. Dit schilderij werd in 1828 door de Nederlandse Staat aangekocht en op last van Willem I geplaatst in het Mauritshuis.

Het schilderij Interieur van de Rembrandtzaal in het Mauritshuis in 1884 is niet geschilderd door Rembrandt (maar door Antoon Francois Heiligers) en is geen kopie naar de meester. Toch was het in de tentoonstelling opgenomen, omdat het een indruk geeft van het Mauritshuis in de 19de eeuw. En hoe De anatomische les voor een groen doek hing om het belang van het schilderij te onderstrepen. Maar hoe belangrijk het schilderij ook was, bezoekers konden het niet optimaal zien - er was nog geen kunstlicht in het Mauritshuis. Men moest het doen met het daglicht dat door de ramen viel.
Heijligers kwam regelmatig naar het Mauritshuis om grote meesters te kopiëren. Een praktijk die in die tijd heel gebruikelijk was.

1. De anatomische les van dr. Nicolaes Tulp - 1632, doek
Rembrandt was pas 26 jaar oud toen hij de leden van het Amsterdamse chirurgijnsgilde portretteerde. Hij maakte er een levendige, theatrale voorstelling van, waarin het licht een belangrijke rol speelt. Het is alsof je zelf aanwezig bent bij dokter Tulps uitleg.
Het schilderij had altijd in de Waag in Amsterdam gehangen, in de gildekamer van de chirugijns. Maar in 1817 hing het te verpieteren in de keuken van het waaggebouw. Tussen de vette walmen. Kunstkenners kwamen pas in beweging toen het in 1828 verkocht dreigde te worden. De Staat kocht het schilderij - iedereen verwachtte dat het naar het Rijksmuseum zou gaan. Maar koning Willem I gelastte dat het schilderij naar het Mauritshuis kwam.

1 2 3 4 5
2. Het loflied van Simeon - 1631, paneel - aangekocht door Willem IV, 1733
In de tempel van Jeruzalem krijgt de oude Simeon de pasgeboren Jezus in de armen. Hij herkent in het kind zijn langverwachte Heiland en barst spontaan in een loflied uit. Rembrandt hield van het Bijbelverhaall en koos het tenminste negen keer als onderwerp. Dit paneel schilderde hij toen hij 25 was.
Het loflied werd in 1733 gekocht door stadhouder Willem IV. Die had een voorkeur voor Rembrandts vroege, fijngeschilderde schilderijen - geheel volgens de 18de-eeuwse mode. Hij hing het paneel op in Paleis het Loo in Apeldoorn naast De jonge moeder van Gerrit Dou (zie nr. 20). Thematisch passen de twee goed bij elkaar, maar de Dou heeft een ronde bovenkant. Daarom kreeg Het loflied een ronde top. Die is later weer verwijderd, maar de sporen zijn in de bovenhoeken nog te zien.
3. Suzanna -1636, paneel - aangekocht door Willem V (onderdeel verzameling Van Slingelandt), 1768
Als Suzanna in haar tuin een bad neemt, wordt ze bespied door twee mannen. Vanuit de bosjes (rechts achter haar, bijna niet te zien) maken ze seksuele toespelingen en bedreigen ze haar. Geschrokken kijkt Suzanna op en staart ons vragend aan. Of maakt ze ons met haar blijk juist medeplichtig?
Rembrandt maakte van de Bijbelse Suzanna een doodnormale vrouw - de afdrukken van haar kousen staan nog in haar kuiten. Die alledaagsheid vond men in de 18de eeuw niet aantrekkelijk. Toen de Engelse schilder Sir Joshua Reynolds Suzanna in de Galerij van prins Willem V zag, schreef hij: Het is heel bijzonder dat Rembrandt zoveel moeite heeft gedaan om uiteindelijk zo'n lelijke figuur te schilderen. Maar ondanks de ongepolijste weergave van Suzanna's schrik en haar blote lijf, waardeerde men Rembrandts gevoel voor kleur en licht.
4. Andromeda - c.1630, paneel - aangekocht door Abraham Bredius (langdurig bruikleen), 1906
De Griekse prinses Andromeda is vastgebonden aan de rotsen om te worden geofferd. Voor haar land. Angstig kijkt ze naar het water waar het zeemonster woont dat haar komt verschalken. Een gruwelijk verhaal, dat gelukkig goed afloopt: de held Perseus komt Andromeda redden. Bij Rembrandt is de held niet te zien - hij focuste op Andromeda's angst. Hij maakte van de prinses geen klassieke schoonheid, maar een gewone sterveling. Doodsangst en verlatenheid zijn nu eenmaal niet mooi.
Abraham Bredius kocht Andromeda in 1906. Hij gaf het schilderij in bruikleen aan 'zijn' Mauritshuis en legateerde het: sinds 1946 maakt het vast onderdeel uit van de collectie van het Mauritshuis.
5. Minerva - c.1630, paneel - aangekocht door Abraham Bredius (langdurig bruikleen), 1899
De Romeinse godin Minerva is de beschermster van wijsheid, kunsten en oorlog - vandaar de globe, de boeken en het wapenschild. Die onderdelen zijn overtuigend geschilderd, maar het schilderij heeft ook iets onhandigs: Minerva's rechterarm lijkt op twee plaatsen te knikken.
Bredius kocht het schilderij omdat het mogelijk een Rembrandt was. Mogelijk - blijkbaar was Bredius in dit geval niet zo zeker van zijn zaak. Al snel na de aankoop werd duidelijk dat de Minerva niet van Rembrandt is. Waarschijnlijk is het schilderij gemaakt door een van Rembrandts leerlingen. Maar wie, dat weten we nog niet.
6. Portret van Rembrandt met ringkraag - na c. 1629, paneel - aangekocht door Willem V (onderdeel verzameling Van Slingelandt), 1768
Rembrandt heeft zich uitgedost als een jonge officier. Hij draagt een metalen ringkraag en een lovelock, een staartje zoals adelijke militairen droegen. Het schilderij maakte deel uit van de verzameling Van Slingelandt, die Willem V in zijn geheel opkocht. De fijne schilderstijl van het schilderij sloot goed aan bij wat in de 18de eeuw en vogue was.
Tot in de jaren 1990 dachten we dat dit een zelfportret van de 23 jarige Rembrandt was en dat in Neurenberg een kopie hing. Maar na uitgebreid onderzoek bleek dat het juist andersom was: ons paneel is de kopie. Een van Rembrandts leerlingen maakte hem naar het origineel, waarschijnlijk onder het toeziend oog van de meester zelf.

6 7 8 9 10
7. Tronie van een man met gevederde baret - c. 1635/1604, paneel - aangekocht door Willem V (onderdeel verzameling Van Slingelandt), 1768
Een besnorde man kijkt ons over zijn schouder aan. Het licht valt helder op zijn gezicht en laat het metaal van zijn ringkraag mooi glanzen. Zijn outfit is die van een ouderwetse soldaat, want zo'n hoed met inkepingen is 16de eeuws en werd in Rembrandts tijd niet meer gedragen. Maar juist die hoed met veren geeft deze man zijn flamboyante uitstraling.
In de 19de eeuw dacht men dat dit een zelfportret van Rembrandt was. Gezien de pose en de kleding van de man is dat niet zo gek gedacht, maar het gezicht is niet dat van Rembrandt. Over de toeschrijving hoeven we niet te twijfelen: de meester signeerde het zelf. Niet met RHL (Rembrandt Harmenszoon Leydensis), zoals hij aan het begin van zijn carriere vaak deed, maar alleen met zijn voornaam.
8. De lachende man - c. 1629/1630, koper - aangekocht van Cornelis Hofstede de Groot, 1895
Directeur Bredius had een onderdirecteur: Cornelis Hofstede de Groot. Die ontdekte in 1894 De lachende man bij een Parijse kunsthandelaar. Hij was er zo enthousiast over, dat hij het schilderij meteen kocht. Met zijn eigen geld. Bredius twijfelde over de echtheid, maar een prent uit 1630 leverde het bewijs: De lachende man was inderdaad van Rembrandt. Bredius ging overstag en nam het schilderij over voor het Mauritshuis.
Rembrandt schilderde de tronie met levendige penseelstreken. Die stijl past goed bij de opgewekte kop - het plezier spat er vanaf. Op sommige plaatsen (in de baard bijvoorbeeld) kraste Rembrandt met de achterkant van zijn penseel in de natte verf. Daar zie je de ondergrond: een koperplaatje, met bladgoud bekleed.
9. Studie van een oude man - 1650, doek - aangekocht, 1891
Toen Bredius dit schilderij in Loden zag, twijfelde hij geen moment: een late Rembrandt! Bredius beschouwde het als een unieke aanwinst voor het Mauritshuis en kocht het. Het was de eerste late rembrandt van het museum. Inderdaad doet de robuuste kop van de man denken aan Rembrandts late schilderijen. Maar of hij het schilderij ook werkelijk maakte, is moeilijk te beoordelen. Daarvoor zal het eerst uitgebreid onderzocht en gerestaureerd moeten worden.
Bredius identificeerde de man als Rembrandts broer Adriaen. Maar ook dat is moeilijk vast te stellen. - we weten niet hoe Adriaen Harmenszoon van Rijn er uitzag. Bredius' stellige overtuiging zal zijn ingegeven door zijn verlangen naar kennis over Rembrandt en zijn familieleden.
10. Portret van een oude man - 1667, doek - aangekocht (met steun van diverse partijen), 1999
Lange tijd stond er op het verlanglijstje een laat portret door Rembrandt. Tegen beter weten in. Tot zich in 1999 een geweldige kans voordeed. Toenmakig directeur Frits Duparc kwam meteen in actie en organiseerde in heel korte tijd financiële steun van overheid, fondsen en particulieren. Een droom werd werkelijkheid.
Rembrandt was op de toppen van zijn kunnen toen hij dit portret maakte. Hij schilderde de man heel virtuoos en wist precies wat hij deed. Met zijn losse schilderstijl trok hij zich niets aan van de heersende mode die gladde, statige portretten voorschreef. Ook de ongedwongen manier waarop de man poseert, is ongebruikelijk: kraag los, hoed scheef, beetje onderuit gezakt. Waarschijnlijk was dit portret geen officiële opdracht en was de man een bekende van Rembrandt.
11. Biddende vrouw - c. 1660, paneel - aangekocht door Abraham Bredius, 1897
In 1897 maakte Bredius een reis door Rusland en Polen. In Sint-Petersburg kocht hij dit schilderijtje bij een kunsthandelaar die ook restaurator was bij de Hermitage. Bredius zag er een studie door Rembrandt in, een overtuiging die ongetwijfeld was ingegeven door zijn voorliefde voor Rembrandts grove schilderstijl. Velen accepteerden Bredius' toeschrijving, maar er was ook kritiek: dit houterig geschilderde paneeltje kon toch niet van Rembrandt zijn?
Later begon Bredius zelf ook te twijfelen over de authenticiteit van de Biddende vrouw. Vanaf 1912 schreef hij het schilderijtje toe aan Rembrandts leerling Carel Fabritius. Maar ook die toeschrijving hield geen stand. We denken nu dat het van een onbekende schilder uit de omgeving van de meester is. Rembrandt heeft er waarschijnlijk niets mee van doen gehad.

11 12 13 14 15
12. Tronie van een oude man - c. 1630/1631, paneel - aangekocht door Abraham Bredius, 1892
Rimpelige huid en een wat tobberige blik - dit is de studie van een karaktervolle, oude man. Lang werd gedacht dat het model Rembrabdts vader was: Harmen Gerritszoon van Rijn. Bredius noemde het "wellicht het interessantste schilderij van Rembrandts vader". Hij kocht het in Parijs van zijn eigen geld en gaf het in bruikleen aan het Mauritshuis. Maar het is de vraag of dit werkelijk Rembrandts vader is.
Of Rembrandt de tronie zelf schilderde, is ook niet helemaal zeker. Het paneel komt uit dezelfde boom als twee echte Rembrandts en uit technisch onderzoek blijkt dat de achtergrodn oorspronkelijk grijs was, net als andere tronies van Rembrandt uit dezelfde periode. Toch is er twijfel: sommige details, zoals het boordje van het witte hemd, zijn wat onhandig geschilderd en atypisch voor de meester.
13. Studie van een oude vrouw - na c. 1631, paneel - aangekocht door Abraham Bredius, 1890
In de 19de eeuw had men een enorme dorst naar kennis over Rembrandts werk, leven en familie. Daardoor was het heel verleidelijk om overal in Rembrandts oeuvre familieleden te herkennen. Tegenwoordig zijn we daar voorzichtiger in - niet iedere karakterkop is familie van de maestro.
Bredius kocht deze tronie voor 41 gulden op een veiling in Rotterdam en identificeerde de vrouw als Rembrandts moeder. Maar er is geen enkel schilderij waarvan we dat met zekerheid kunnen zeggen, dus lieten we de identificatie los. Op de lijst staat nog altijd "moeder", als herinnering aan die oude overtuiging. Sinds de jaren 1950 hebben we ook de toeschrijving aan Rembrandt losgelaten en beschouwen we dit schilderijtje als een matige kopie.
14. Zelfportret - 1669, doek - aangekocht, 1947
Dit zelfportret dateert uit Rembrandts laatste levensjaar. Toch zie je hier niet iemand wiens laatste dagen zijn geteld - de meester tuurt aandachtig naar zijn spigelbeeld. Ook de expressieve, vrije schilderstijl laat zien dat rembrandt nog lang niet was uitgeblust. Sommige delen schilderde hij heel dik, andere delen heel dun. Daardoor lijkt het schilderij onaf, maar Rembrandt signeerde het in 1669. Blijkbaar was het voltooid.
Het Zelfportret was van een Joodse familie die het in 1925 in bruikleen gaf aan het Rijksmuseum in Amsterdam. Tijdens de Tweede Wereldoorlog confisqueerden de nazi's het voor hun Führermuseum in Linz. Na de bevrijding kwam het schilderij terug bij de familie, die het in 1947 aan het Mauritshuis verkocht voor 300.000 gulden. In tijden van na-oorlogse schaarste was dat een enorm bedrag.
15. Studie van een oude man - c. 1650, paneel - schenking, 1938
Deze studie van een oude man lijkt onvoltooid - alleen het gezicht is met dikke klodders geschilderd. Het lijf van de man bestaat alleen nog uit wat grove donkere lijnen. Opvallend is de ruimte die in de olijfgroene achtergrond rond het hoofd is uitgespaard. Blijkbaar had de schilder bedacht dat daar nog iets moest komen. Een hoofddeksel, misschien? Een bladerkrans?
Dit schilderij kwam in de collectie als een werk van Carel Fabritius, een van Rembrandts beste leerlingen. Die toeschrijving was gebaseerd op twee vergelijkbare tronies die ook van Fabritius zouden zijn en is inmiddels achterhaald. Maar van wie deze studie wel is, weten we niet. Daarom zeggen we 'omgeving van'. Helaas, want die kop is toch wel erg lekker geschilderd.
16. Rustende reizigers - c. 1629/1630, papier op paneel - aangekocht, 1894
In een vervallen gebouw zitten wat mensen bij een vuurtje. Dat vuur is de enige lichtbron, maar blijft onzichtbaar achter een muurtje op de voorgrond. Er ontstaan daardoor grote contrasten tussen licht en donker. Toen Bredius het schilderij in 1894 aankocht, vond hij juist dat clair-obscur een kenmerk van Rembrants schilderijen.
Misschien was Bredius' behoefte aan schilderijen een beetje te groot, want ook dit schilderij is niet van de meester zelf. Critici rekenden het werk zelfs tot Rembrandt-curiosa. Tegenwoordig beschouwen we het als een vroeg werk uit de omgeving van Rembrandt - voor een echte Rembrandt is het gewoon niet goed genoeg.

16 17 18 19 20
17. Homerus - 1663, doek - aangekocht door Abraham Bredius, 1894
De manier waarop Rembrandt de Griekse dichter Homerus schilderde, is typerend voor zijn late werk. Hij gebruikte brede, ruwe penseelstreken en zette de gouden mantel stevig neer met halen van zijn paletmes. Alsof hier een Franse impressionist uit de 19de eeuw aan het werk was.
Toen Bredius dit schilderij in Londen kocht, was de herkomst ervan nog niet bekend. Maar die bleek volledig te achterhalen - mooier kun je het haast niet hebben. Rembrandt maakte Homerus voor de Siciliaanse edelman Antonio Ruffo. Die bestelde het schilderij direct bij de kunstenaar om een serie te vormen met twee andere Rembrandts die hij eerder kocht. Rembrandts roem reikte al tijdens zijn leven verder dan de grenzen van de Republiek. Het schilderij kwam in de 18de eeuw in Engeland terecht, waar Bredius het kocht.
18. Saul en David - c. 1651/1654 en c. 1655/1658, doek - aangekocht door Abraham Bredius, 1898
De Bijbelse koning Saul lijdt aan depressies en laat zich troosten door Davids muziek. De koning droogt zijn tranen aan het gordijn, maar dat is stilte voor de storm - straks werpt hij woedend zijn speer naar David. Het historiestuk werd in 1898 in Parijs aangeboden voor 100.000 gulden. Bredius had het bedrag bijna bij elkaar, maar het Rijk weigerde de laatste 25.000 bij te leggen. Verontwaardigd beweerde Bredius dat hij zijn privérijtuig had moeten verkopen om het ontbrekende deel zelf te betalen.
Lang was Saul en David een van de beroemdste Rembrandts van het Mauritshuis. Maar toen in 1969 de toeschrijving werd afgewezen, verloor het schilderij zijn glans. In de jaren 2007-2015 is het schilderij met de allernieuwste technieken onderzocht en gerestaureerd. Sindsdien kan weer met zekerheid worden gezegd: Saul en David is een Rembrandt.
19. Twee Afrikaanse mannen - 1661, doek - aangekocht door Abraham Bredius, 1903
In de 17de eeuw werden Afrikanen vooral afgebeeld als bijfiguren: bijvoorbeeld als tot slaaf gemaakten of figuranten in een Bijbelse scène. Maar Rembrandt maakte ze hier het hoofdonderwerp - waarschijnlijk waren dit vrije mannen die in Amsterdam leefden. Omdat hij alleen de gezichten en de omslagdoek uitwerkte, lijkt dit een onvoltooide studie. Maar de schilder signeerde het: Rembrandt f 1661, door Rembrandt gemaakt in 1661.
Volgens Bredius werd dit schilderij Twee moren genoemd in een inventaris dat in 1656 van Rembrandts inboedel werd gemaakt. Maar of dat ook echt dit schilderij is, is de vraag: dit schilderij dateert van na dat inventaris. Toch werd het lange tijd Twee moren genoemd, naar 17de eeuws gebruik. Men vindt deze titel niet meer passen in de huidige tijd en om die reden wordt het nu Twee Afikaanse mannen genoemd.

Rembrandts leerlingen

Rembrandt had leerlingen die van hem het vak leerden en klussen voor hem uitvoerden. Sommigen werden zelf ook beroemde meesters.
20. Gerrit Dou: De jonge moeder - 1658, paneel - aangekocht door Willem V
Gerrit Dou was 14 toen hij Rembrandts eerste leerling werd. Toen die een paar jaar later naar Amsterdam vertrok, begon Dou zijn eigen atelier in Leiden. Terwijl Rembrandt met steeds bredere penseelstreken ging werken, specialiseerde Dou zich juist tot fijnschilder - zijn penseelstreken zijn nauwelijks te zien.
In 1660 schonk de Republiek De jonge moeder aan de Engelse koning Charles II. Die was zó enthousiast dat hij Dou meteen in dienst wilde nemen. Maar de schilder bedankte voor de eer - hij bleef liever in Leiden wonen. De jonge moeder kwam later terecht in Paleis het Loo, waar het van stadhouder Willem IV een pendant kreeg: Rembrandts Loflied van Simeon(zie nummer 2).

21 22 23 24 25
21. Jacob Adriaenszoon Backer: Portret van een jongen in het grijs - 1634, doek - schenking, 1914
Deze jongen is nog maar een kind, maar hij staat er als een meneertje bij - vanaf hun zevende droegen jongens de kleding van een volwassen man. Jacob Backer schilderde hem met een heel beperkt palet van vooral grijze tinten. Alleen voor de lippen gebruikte hij wat rode verf. En voor de blozende jongenswangen.
Backer kwam in 1633 vanuit Friesland maar Amsterdam om carrière te maken. Rembrandt was op dat moment de grote portretschilder van de stad. Het is niet zeker dat Backer een Rembrandt-leerling was, wel is duidelijk dat hij zich liet inspireren door diens gedempte kleuren. En dat hij origineel was - in vrijwel alle 17de eeuwse kinderportretten kijk je op het kind neer, maar Backer laat je letterlijk en figuurlijk opkijken naar dit knaapje.
22. Arent de Gelder: Het loflied van Simeon - c. 1700, doek - bruikleen, 1987
Arent de Gelder was de laatste leerling van Rembrandt. Die leerde hem schilderen met een brede toets, donkere kleuren en sterke lichtaccenten. De Gelder bleef altijd in die stijl werken - toen hij Het loflied maakte was Rembrandt al 30 jaar dood. En was een veel gladdere stijl met lichtere kleuren in de mode. Maar De Gelder was financieel niet afhankelijk van zijn schilderijen en kon de heersende smaak dus negeren.
Veel herinnert hier aan Rembrandt: het onderwerp, de donkere kleuren, de sterke lichtaccenten, de brede verfstroken en het krassen in de verf. Maar De Gelder was geen klakkeloze imitator en week soms bewust af van Rembrandts werkwijze. Zo gebruikte hij veel dunnere verf dan zijn leermeester, bijvoorbeeld in de doeken waarin Jezus is gewikkeld
23. Nicolaes Maes: De oude kantwerkster - c. 1655, paneel - aangekocht, 1994
Nicolaes Maes werd geboren in Dordrecht en trok op zijn 16de naar Amsterdam. Daar werd hij een van Rembrandts beste leerlingen. Net als zijn leermeester schilderde hij vooral historiestukken en portretten. En genrestukken: Hollandse interieurs waarin gewone mensen zich bezighouden met hun werk en met elkaar.
Maes maakte dit paneel kort na zijn leertijd bij Rembrandt. Hij besteedde veel zorg aan de gerimpelde huid en het licht, net als Rembrandt zou doen. Maar Maes' voorstelling is rustiger, met warne bruin- en roodtinten. En veel gedetailleerder - Maes werkte aanvankelijk in de stijl van Rembrandt, maar ging later steeds gladder werken. Dat vonden zijn opdrachtgevers mooier.
24. Carel Fabritius: Het puttertje - 1654, paneel - aangekocht, 1896

Rond zijn 20ste ging Carel Fabritius enige jaren in de leer bij Rembrandt in Amsterdam. Aanvankelijk gebruikte hij dezelfde donkere kleuren als zijn leermeester, maar dat veranderde na zijn verhuizing naar Delft. Daar ging hij lichter schilderen en experimenteerde hij met illusie en perspectief.
Fabritius' puttertje lijkt net echt: de kleuren en het formaat zijn heel realistisch. Dat wordt versterkt door het heldere licht en de schaduw op de muur. Toch zijn Fabritius' penseelstreken goed te zien, bijvoorbeeld in de vleugel. Daar bracht hij dikke gele verf over het zwart aan, om er daarna met de achterkant van zijn penseel in te krassen. Een trucje dat hij van Rembrandt had geleerd.
Rembrandts beste leerling kwam om bij de ontploffing van het Delftse kruitmagazijn. Hij was toe 32 jaar.

Rembrandts leraar

Een van Rembrandts leraren was dé Amsterdamse historieschilder Pieter Lastman.
25. De prediking van Johannse de Doper - 1627, paneel - aangekocht, 2018
Rembrandt was ambitieus en wilde historiestukken schilderen, verhalen uit bijvoorbeeld de Bijbel of de klassieke oudheid. Ze golden als het hoogst haalbare voor een schilder - die moest er niet alleen goed voor kunnen schilderen, maar ook het verhaal kunnen doorgronden. Om zich in het genre te bekwamen, ging Rembrandt in de leer bij Pieter Lastman.
De prediking van Johannse de Doper is typerend voor Lastman: een drukbevolkte scène met helder licht en bonte kleuren. Aanvankelijk werkte Rembrandt op dezelfde manier, maar al snel koos hij zijn eigen weg en schilderde hij dramatische scènes met donkere kleuren en theatraal licht.

Abraham Bredius
Abraham Bredius (1855-1946) werd op zijn 34ste directeur van het Mauritshuis en bleef dat 20 jaar. Hij deed uitgebreid onderzoek naar Rembrandts oeuvre en naar de meester zelf en diens familie. Hoewel er weinig over Rembrandts familie bekend is, identificeerde Bredius verschillende van Rembrandts modellen toch als diens familie.
Bredius hield vooral van Rembrandts latere schilderijen en was daarmee een man van zijn tijd - in de tweede helft van de 19de eeuw was met name Rembrandts grovere werk populair. De meeste daarvan kocht hij met eigen geld en gaf hij in bruikleen aan het Mauritshuis. Bredius was bij die aankopen aangewezen op zijn eigen ogen en op gebrekkige reproducties. Vaak pakte dat heel goed uit, maar sommige van Bredius' Rembrandts bleken later toch geen echte Rembrandt te zijn. Die schilderijen verdwenen naar het depot.

Geavanceerd onderzoek
Tot halverwege de 20ste eeuw werden aankopen vooral gedaan door kenners. Vaak leverde dat prachtige aanwinsten op, maar soms waren die aankopen minder geslaagd. Na de Tweede Wereldoorlog werd steeds vaker met technische apparatuur onderzoek gedaan naar Rembrandts schilderijen - sindsdien gaat het kennersoog samen met technische kennis. En komen we meer en meer te weten over Rembrantds werkwijze.
Baanbrekend was het Rembrandt Research Project, dat in 1968 van start ging en in 2014 werd afgerond. Daarin werkte een team internationale experts samen om alle Rembrandts te onderzoeken met de meest geavanceerde technieken. Met als doel: de echte Rembrandts te onderscheiden van de niet-echte.
Ook schilderijen van het Mauritshuis werden onderzocht. Maar ook nu dat onderzoek is afgerond, blijft men de Rembrandts onderzoeken - met steeds weer nieuwe technische mogelijkheden, valt er nog van alles te ontdekken over de meester en zijn schilderijen.